Leo Van Ginckel (72), sportfiguur van Malle, kocht pas vorig jaar zijn eerste borstnummer
MALLE – Leo Van Ginckel (72) werd vanavond uitgeroepen tot sportfiguur van de gemeente Malle. Hij werd vorig jaar tweemaal tweede op het nationaal kampioenschap indoor bij de Masters (op de 800 en 1 500 meter) en provinciaal kampioen op beide afstanden. Verder veroverde hij de Vlaamse titel op de 5 000 meter bij de 70+-ers. En bovenal was hij de bezieler van DAL.
Van Ginckel: ‘Ik ben beginnen lopen op mijn veertiende. Ik was toen bij de KLJ in Westmalle. Op de middelbare school, in het Sint-Jan-Berchmanscollege, hadden we een leraar lichamelijke opvoeding, Gust Van de Mierop, die later nog burgemeester is geworden van Rijkevorsel. Ik zag hem altijd lopen op tv.’
‘Nu tonen ze altijd maar veldrijden, toen was dat veldlopen. Vooral tijdens de eerste meters liep hij altijd voorin. Hij kwam als jonge leraar bij ons op school. Voordien moesten we altijd van die saaie turnoefeningen doen. Ik bengelde altijd aan het staartje, want ik was een stijve hark. Dankzij hem mochten we lopen en ik was redelijk mee.’
‘Ook bij de KLJ liepen wij regelmatig. Ik was veertien toen ik voor het eerst een wedstrijd heb gelopen, een veldloop. Ook bij het leger heb ik heel veel gelopen om me niet te vervelen. Ik behoorde tot de loopgroep en wij trainden elke dag.’
‘In 1976, toen mijn legerdienst beëindigd was, hoorde ik dat Flor Melis en de veteranen van de KWB-voetbalploeg in Westmalle, elke dinsdagavond liepen. Ik ben beginnen meelopen, elke dinsdag om halfacht.’
‘Die anderen waren allemaal tussen de 30 en de 50 jaar. Na een jaar waren we met een zestal lopers en zo werd de groep steeds maar groter.’
‘In 1980 waren we met 30-40 lopers. We besloten om een vzw op te richten. Tijdens een mosselsouper kozen we een naam: ‘de dinsdagavondlopers.’ Sinds dan lopen wij nog steeds elke dinsdagavond stipt om 19.30 uur.’
‘Onze club telt ondertussen 250 leden. Ikzelf ben 30 jaar voorzitter geweest. Ik heb in die tijd nooit competitie gelopen. Ik was niet goed genoeg. Nu iedereen stopt, lukt het wel. Ik heb vorig jaar pas mijn eerste borstnummer gekocht, toen ik 70 was, zodat ik aan kampioenschappen mocht meedoen.’
‘Ik eindigde vroeger altijd rond de tiende-twaalfde plaats maar wanneer de anderen uitvallen, dan stijg je in de klassering. Kortom, blijven leven is het belangrijkste. Nu nog loop ik drie keer per week tien tot vijftien kilometer.’
‘Vorig jaar werd ik twee keer Belgisch kampioen indoor omdat je maar aan maximum twee wedstrijden per dag mocht meedoen. Anders had ik nog meer koersen gelopen. Ik loop altijd, jog nooit. Ik heb goede knieën.’
‘Mijn rug laat het wat afweten maar dat is minder belangrijk. Vorige dinsdag heb ik nog zeventien kilometer gelopen tegen mannen van 40 jaar. Maar ik doe het graag. Op mijn 65ste ben ik gestopt met het voorzitterschap, anders ga je met de club dood.’
‘Het heeft dan nog een jaar of vijf geduurd voor ik van al mijn functies af was waardoor ik nu meer kan lopen. Ik ben pas drie keer per week gaan lopen toen ik tien jaar geleden met pensioen ben gegaan.’
‘Ik heb altijd bij Janssen Pharmaceutica gewerkt, waarvan vijftien jaar in Nederland. Ik reed 60 000 kilometer per jaar en vloog twintig keer naar New York. Dan kan je niet veel lopen. Elke keer wanneer ik thuis was trok ik de loopschoenen wel aan. Zo ben ik 25 keer naar Scherpenheuvel gelopen.’
Edwin MARIËN