Caroline uit Wuustwezel is amper 29 jaar en is al elf jaar lang bloeddonor
WUUSTWEZEL – Gisteren vierden we Wereldbloeddonordag. Deze dag vraagt aandacht voor het belang van vrijwillig en onbetaald bloeddonorschap. Ook in Vlaanderen worden er dagelijks levens verlengd en gered dankzij vrijwilligers die bloed, plasma en bloedplaatjes geven. Caroline Bastiaensen (29) uit Wuustwezel trekt al elf jaar regelmatig naar donorcentra en getuigt.
Wat was jouw motivatie om bloeddonor te worden?
‘Mijn papa is mijn grote voorbeeld. Hij geeft al heel lang bloed en is dus altijd trouw op post bij de lokale bloedinzamelingsacties. Ik herinner mij niet anders dan dat hij bloed gaf en ik niet kon wachten tot ik achttien jaar was om ook bloed te geven. Mijn papa gaf me altijd heel duidelijk mee dat het zo’n simpel gebaar is dat beperkte tijd van je vraagt, maar wel levens kan redden. Ik wou dus heel graag in zijn voetsporen treden en ook mijn steentje bijdragen. Vanaf mijn achttiende probeerde ik dan ook zo veel mogelijk samen met hem mee te gaan en gaf ik bloed en plasma.’
Je geeft zowel bloed als plasma. Hoe ben je tot deze beslissing gekomen?
‘Ik ben begonnen met bloed geven, omdat ik dan samen met mijn papa mee kon naar de lokale inzameling. Ik wou ook al snel plasma geven, omdat je dat vaker kan doen en ik zo dus meer kon bijdragen. Ook kreeg ik na mijn bloeddonaties soms de melding dat mijn ijzerwaarde eigenlijk net te laag is om te kunnen doneren. Bij plasma nemen ze geen ijzer weg, dus dat zou ik wel altijd zonder problemen kunnen doen.’
Waarvoor worden de bloedproducten zoal gebruikt?
‘Bij een ongeval, bevalling of operatie waarbij de patiënt te veel bloed verliest, kan er een bloedtransfusie nodig zijn. Plasma wordt ook vaak ingezet bij te vroeg geboren baby’s. Ik denk voor nog veel meer zaken dan wat ik nu zo uit de losse pols kan opnoemen. En uiteraard ook voor verder wetenschappelijk onderzoek, wat bij mij soms het geval is, aangezien ik dus af en toe ijzertekorten had.’
Hoe verloopt zo’n bloeddonatie?
‘Dat loopt voor zowel bloed als plasma vrij gelijkaardig. Je meldt je eerst aan, waarbij je je uiteraard identificeert. Daarna vul je een vragenlijst in om na te gaan of je aan alle voorwaarden voldoet om bloed, plasma of plaatjes te geven. Met die vragenlijst ga je langs bij de dokter waar ze je parameters nemen en de vragenlijst overlopen.’
‘Als je zoals ik vaak ijzertekort hebt, nemen ze ook een druppeltje bloed af om te kijken of het ijzergehalte hoog genoeg is. Indien nodig krijg je ook ijzertabletten mee naar huis. Daarna meld je je bij het verplegend personeel en van zodra er een geschikt bedje vrij is, kan je plaatsnemen. Je mag zelf kiezen of je links of rechts bloed geeft. Ik kan bijvoorbeeld enkel via mijn rechterarm bloed geven, omdat mijn aders daar beter zijn dan aan mijn linkerarm.’
‘Daarna wordt alles voorbereid en aangesloten op de toestellen voordat de dokter effectief de naald komt prikken, nadat ze je arm hebben ontsmet. Het geven van bloed duurt een tiental minuten, een beetje afhankelijk van hoe snel je geeft. Ik geef traag en heb dus ook altijd een stressballetje nodig om voldoende stroming in mijn aders te genereren en lig er makkelijk een kwartier.’
‘Plasma duurt ongeveer driekwartier. Ook hier is het stressballetje mijn beste vriend. Regelmatig komen de aanwezige medewerkers even checken hoe het met je gaat of een kort babbeltje slaan. Wanneer het klaar is, wordt het zakje dicht gesmolten, de naald eruit gehaald en moet je even druk zetten zodat het bloed kan stollen, waarna je een verbandje krijgt. Met een glimlach en ‘dankjewel’ mag je het bedje verlaten om nog iets te drinken of eten in de voorziene cafetaria, voordat je weer met een voldaan gevoel naar huis gaat.’
Heb je wel eens last van bijwerkingen na het doneren?
‘Er zijn zeker een aantal bijwerkingen mogelijk, maar gelukkig ben ik daar tot nu toe steeds van gespaard gebleven. In mijn omgeving zijn er wel al eens vrienden geweest die een flauwte kregen, maar zelf is mij dat nog niet overkomen. Heel af en toe heb ik een klein blauw plekje waar ze de naald geprikt hebben, maar daar heb ik gelukkig geen last van. En als mensen vragen: ‘Oei, wat heb jij gedaan?’, kan ik de kans meteen grijpen om anderen te stimuleren om ook bloed te gaan geven.’
Ontvang je een vergoeding, in natura, als je bloed geeft?
‘Bij lokale inzamelingen krijg je een ‘dank-u-bonnetje’. In het donorcentrum kan je kiezen tussen een ‘dank-u-bon’ of ‘transportbon’. Deze bonnetjes kan je voor allerlei zaken inwisselen. De transportbonnen, zoals het woord zelf al zegt, is voor bijvoorbeeld een buskaart of tankbon. Alsook de dank-u-bonnen voor allerlei nuttige of leuke hebbedingen, zoals handdoeken, strips, heel schattige theebuiltjes, maar ook cinematickets of spelletjes. Het is een fijne extra, maar voor mij zeker niet de reden waarom ik bloed geef. Dat verklapt de hoeveelheid aan dank-u-bonnetjes in mijn portefeuille die ik steeds vergeet in te wisselen.’
Is het nodig om rust te nemen na een bloeddonatie?
‘Er wordt aangeraden om 24 uur niet te actief bezig te zijn na de donatie en goed te drinken. Ik probeer me vooral heel goed bewust te zijn van mijn lichaam. Vroeger was de lokale inzameling op donderdagen en had ik ook volleybaltraining op donderdag, dat kwam dus niet zo goed uit. Ik deed de trainingen wel mee, maar zorgde dat mijn medespelers wisten dat ik net bloed had gegeven zodat, mocht ik me toch niet goed voelen, zij ook op de hoogte zijn. Ik raad anderen echt wel aan om die rust te respecteren en heel goed naar je lichaam te luisteren in de dagen na je bloedgift, zeker wanneer je nog niet vaak gegeven hebt.’
Waar ben je als bloeddonor het meest trots op?
‘Ik ben trots dat ik deel mag uitmaken van een groep mensen die zich belangeloos inzet vanuit een pure intrinsieke motivatie om anderen te helpen. Het geeft altijd weer wat hoop omdat je toch vaak hoort van de individualistische maatschappij waar we nu in leven waar iedereen vooral met zichzelf bezig is. En daar is iedereen gewoon bezig met anderen te helpen, zonder dat ze weten wie, hoe of wat en dat vind ik altijd mooi om even bij stil te staan.’
Denise TOEBAK / Stampmedia