Belle Epoque kwam tot leven tijdens Kasteelfeesten in Kasteel d’Ursel in Bornem
BORNEM – Tijdens de Kasteelfeesten vandaag bracht de provincie Antwerpen de belle époque tot leven in Kasteel d’Ursel in Bornem. De genodigden arriveerden in auto’s, voorafgegaan door de fanfare en begeleid door fietsen en motorfietsen. Ze werden ontvangen met muziek, dans, draaimolens en demonstraties. De aanwezige feestgangers namen het bovendien tegen elkaar op in een bijzondere editie van de Olympische Spelen. En ook suffragettes en feministes planden acties tijdens de feestelijkheden…
Na een hertogelijk huwelijksfeest (1772), de ontvangst van keizer Napoleon (1810), de gebeurtenissen rondom de Belgische Revolutie (1830) en het doopfeest van graaf Robert d’Ursel (1873) brachten de Kasteelfeesten de gasten vandaag terug naar ‘La Belle Époque’, de periode aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog.
In 1910 was Robert, zevende hertog d’Ursel (1873–1955), commissaris-generaal van de Wereldtentoonstelling in Brussel. Het expoterrein werd aangelegd op de onbebouwde gronden langs het Terkamerenbos, de geliefkoosde wandelplaats van de Brusselaren. Het terrein was maar liefst 90 hectare groot en strekte zich uit van de huidige Franklin Rooseveltlaan tot aan het kerkhof van Elsene. Net zoals alle andere wereldtentoonstellingen was ook die van 1910 een typisch product van het optimisme rond de vooruitgang in de wereld. Dat blijkt ook uit het Belgische paviljoen: een monumentaal gebouw in neoklassieke stijl van maar liefst 260 meter lang en 26 meter hoog. Binnen waren er tentoonstellingen rond elektriciteit, kleding, horloges, meubels, muziekinstrumenten, voeding, auto-industrie, hygiëne, sport en onderwijs. Ook 26 andere landen en tientallen bedrijven vonden onderdak in architecturaal opvallende paviljoenen.
Daarnaast was er ruime aandacht voor entertainment. Vlakbij het Belgische paviljoen verwelkomde Bruxelles Kermesse de bezoekers in een reconstructie van het oude Brussel met kleine straatjes, herbergen, restaurants, muziek en dans. Toch kon al die pret niet verhullen dat de Wereldtentoonstelling baadde in een sfeer van nationalisme en kolonialisme. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog benadrukte het imposante en moderne Duitse paviljoen de macht van het keizerrijk. De Belgen pakten uit met de wapenfabriek van Herstal en de Britten toonden miniatuurmodellen van de oorlogsschepen die ze aan het bouwen waren. Vanuit een superioriteitsgevoel en onder het mom van beschaving pronkten alle westerse landen met hun kolonies in Afrika en Zuidoost-Azië. Ronduit racistisch was een nagebouwd Senegalees dorp, waar de tentoonstellingsbezoekers kwamen kijken hoe de ‘bewoners’ leefden, werkten en dansten, als in een menselijke dierentuin.
Niemand kon toen vermoeden dat de expo ook een grote tegenslag zou kennen. In de nacht van 14 op 15 augustus brak er brand uit. Er vielen geen menselijke slachtoffers, maar ongeveer een derde van de tentoonstellingsruimte, die grotendeels was opgetrokken in hout, ging op in de vlammen. Minder dan een maand na de brand, werd niet alleen Brussel, maar ook Hingene heel even het centrum van de wereld. Op uitnodiging van de hertog bezocht een groot internationaal gezelschap het kasteel in Hingene. Op 11 september 1910 schreef Het Nieuwsblad van het kanton Puers over de ophef die dit bezoek teweegbracht: ‘Eene eer die eene buitengemeente zelden geniet, valt ons hier op de octaaf der kermis te beurt. – Mgr. de hertog d’Ursel, burgemeester van Hingene en algemeenen kommissaris der Regeering bij de wereldtentoonstelling te Brussel, doet heden zondag eene groote ontvangst met lunch op zijn kasteel. De leden van het uitvoerend komiteit, van den Jury, de kommissarissen generaals en al de vertegenwoordigers der landen, welke aan de tentoonstelling deelnemen, zijn er op verzocht en bijna allen zullen de uitnodiging beantwoorden.’ Vandaag werd dat internationale bezoek herdacht. (EM / Foto Kasteel d’Ursel)