Bart Lamers neemt je mee van Herentals tot Geel en van Herenthout tot Lier
HERENTALS – Door omstandigheden buiten onze wil om, konden wij u vorige week geen Groot Weekendinterview aanbieden maar vandaag maken we dat goed. We gingen op bezoek bij Bart Lamers, die net als ondergetekende een verleden heeft bij Het Nieuwsblad. We zijn beiden vrij nostalgisch ingesteld en hebben een voorliefde voor de Kempen. Bij mij is die vrij laat gekomen, bij Bart ontstond die in 1967, zijn geboortejaar.
In ‘Kleurrijke kijk op de Kempen’ serveert hij 153 columns, voornamelijk verschenen in de Streekkrant. Bart Lamers is freelance redacteur en copywriter. Hij doorkruiste bijna 40 jaar de Kempen als lokaal correspondent en sportmedewerker van diverse kranten. In zijn columns, die nu driemaandelijks verschijnen in Bella Magazine getuigt deze krantencorrespondent, sportliefhebber, wielertoerist, jogger, levensgenieter en stille observator van een fijne neus voor couleur locale, die hij op een empathische manier beschrijft.
Lamers: ‘Ik was al medewerker bij de krant van na mijn afstuderen. Ik heb pol en soc gedaan, ben vervolgens in het leger geweest en tijdens mijn legerdienst werd ik correspondent van Het Nieuwsblad voor Verbroedering Geel, dat toen in tweede klasse speelde. Ik ben drie jaar vast in dienst geweest bij Dag Allemaal en vervolgens begon men hier met de Kempische editie van De Zondag, dat een pilootproject was. Eerst was dat een fulltimejob, nadien heb ik het gedaan als freelancer. De Zondag heeft al haar lokale kantoren gesloten. Nu schrijf ik nog voor hen en doe bovendien heel veel copywriting, onder meer maak ik het personeelskrantje van DAF.’
‘Wat voor je ligt is mijn testament over de Kempen. Er staan bijvoorbeeld getuigenissen in over het vroegere legendarische café-leven in Herentals. Er is een tijd geweest dat er in de Nieuwstraat meer dan 25 cafés waren. Er kwamen toen mensen van Antwerpen naar hier. Nu is er nog welgeteld één. En dan heb ik alleen nog maar de uitlopers meegemaakt want eigenlijk speelde dat leven zich vooral af in de jaren ’60-’70. Herentals had echt een legendarisch uitgangsleven. Je kon van het ene café naar het andere lopen en elk café had zijn eigen publiek, zijn eigen genre. Nu is er ’s avonds niet veel meer te zien. Herentals heeft hetzelfde ondergaan als zoveel andere provinciesteden. De speciale cohesie is weggevallen.’
‘Toen je vroeger krantenmedewerker was, ontmoette je nog mensen. Dat is anders dan nu. Nu zit je op digitale platformen en heb je geen tijd meer om mensen te leren kennen. Zelfs bij De Zondag gaat het niet meer. Vroeger probeerde ik altijd mijn tijd te nemen wanneer ik ergens naartoe ging, ik bleef hangen en op die manier doe je heel veel mensenkennis op. Ik deed dat niet alleen voor het werk, ook voor de gezelligheid. Ik heb altijd het aangename met het nuttige gecombineerd. Op de duur heb je een breed netwerk en dat is plezant. Wanneer je in een andere gemeente komt, zie je altijd wel iemand van vroeger.’
‘Ik was vroeger supporter van Sefa Herentals. Die speelden in onze buurt. Wanneer je dan naar KRC Herentals kwam – toen een derdeklasser – in het oude, gezellige stadion ontmoette je Rik Van Looy, die er voorzitter was. Hij zat met Bobbejaan Schoepen, die ook bestuurslid was, in de tribune. Voor mij, als supporter van Sefa, was dat al een hele belevenis. Sefa speelde in provinciale. Maar dat was ook plezant. Hun veld lag naast de ring. Wanneer ze thuis speelden stond de ring vol. Toen ze een promotiematch speelden was er 800 man. Uit die tijd dateert mijn column over Willy Engelen, die bij Sefa voetbalde en de broer was van Carl, die heel lang bij Lierse in het doel heeft gestaan. Willy betoverde mij. Dat was een slangenmens, de Rensenbrink van Herentals. Een man met heel wat klasse, net als Carl. Anders keep je geen tien jaar lang bij Lierse. Ik ben trouwens 40 jaar naar Lierse gaan kijken. Ik heb afgehaakt toen de ploeg onder Egyptisch bewind kwam. Er werd met geld gesmeten, er werd niet betaald en ik voelde aan dat het verkeerd zou aflopen. Toen is mijn affiniteit fel verminderd.’
‘Alle lagen van de samenleving komen samen op de kermis.’
‘Na het voetbal in Geel bleven we op zaterdagavond hangen want het verslag moest maar één dag later op de krant zijn. Plaatselijke medewerkers waren eigenlijk supporters. Karel Van Heuckelom was zo’n correspondent. Verbroedering speelde een bekermatch op Beveren en hij sprong recht toen Geel een doelpunt maakte. Na de match, tijdens de persconferentie, legde Boskamp uit waarom Beveren verdiend gewonnen had, waarna de Karel, op zijn Kempisch: ‘Moar welle hebbe toch uk kanse gehad.’ Boskamp begon te bulderen.’
‘Nog een verhaal om aan te tonen hoe de tijden veranderd zijn. Hassan Carrera was een Rwandees. Op donderdag moest ik altijd voor een voorbeschouwing zorgen. Ik ging naar de training en sprak Carrera aan voor een interview en plots begon hij zijn beklag te doen omdat hij gediscrimineerd werd in de groep. Wanneer hij geblesseerd was, kwam niemand naar hem zien. Hij mocht in dancings in Geel niet binnen. Ik schreef dat letterlijk. Resultaat: Hassan stond op zondag niet in het elftal en zat zelfs niet op de bank. Zo werd dat toen opgelost. Nu zou dat een groot schandaal zijn. Maar dat was de tijdsgeest van toen.’
‘De ondertussen overleden Perazic, afkomstig uit Montenegro – die later bij Antwerp trainer was – is ook oefenmeester van Geel geweest. Hij werd uitgelachen omdat hij een taxichauffeur was. Als speler heeft hij een mooie carrière gehad. Hij heeft lang bij Rode Ster Belgrado gespeeld. Van 1974 tot 1978 speelde hij voor Den Haag waar hij nog onder de grote Boskov – die later naar Real Madrid is gegaan – heeft getraind. Perazic was een heel warme, gepassioneerde man. Voor een voorbeschouwing ging naar ik hem. Hij vroeg me om hem een plezier te doen. Hij vroeg om te schrijven dat een viertal spelers geblesseerd waren en niet zouden meedoen. Geel stond achteraan en Perazic was wanhopig. Ik had medelijden met hem en ik heb dat gedaan. Ze speelden tegen Diest, waar Jos Heyligen trainer was. Nadien zei die op de persconferentie dat Geel met zand in de ogen had gestrooid. Ik zat ongemakkelijk op mijn stoel te schuiven.’
Er komen heel wat diverse onderwerpen aan bod in het boek. We overlopen ze even met de auteur:
*Kermissen: ‘Als het over kermissen gaat word ik nostalgisch. Wanneer je in Herentals op de kermis rondwandelde en het was weer zoals nu (tijdens het gesprek viel er een druilerige regen, EM) dan gaf de stad een desolate indruk. Dan zat er één kindje op de scooters. Maar toch vind ik dat kermissen moeten blijven. De kermis is de plaats waar mensen uit alle lagen van de samenleving bij elkaar komen. Dat gebeurt nog te weinig. Een professor aan de UFSIA zei indertijd: ‘het ziekenhuis en de kermis zijn de enige twee plaatsen waar je alle lagen van de bevolking tegen komt.’ Iedereen bijt met evenveel smaak in een appelbeignet, een smoutebol of een suikerspin. Dat is universeel.’
‘Er zijn twee kermissen in Herentals: met Pasen en in september. Ooit wilden ze er één afschaffen maar daar zijn ze van terug gekomen omdat er teveel protest was. We hebben hier pater Kristiaan. Hij is aalmoezenier van de foorreizigers. Hij is nu meer dan 90 jaar en rijdt nog heel het land door om kinderen uit de kermisgemeenschap te dopen. Onlangs heeft hij wel in ziekenhuis gelegen maar hij rijdt nog steeds rond met zijn busje. Hij heeft het uiterlijk van een hippie en woont nu in het rusthuis van de paters aan de Paterskerk.’
‘Homo’s kunnen niet fluiten’
*Parochiezalen: ‘Tijdens de coronaperiode miste je dat: die plakkerige zalen en de atmosfeer. Dat zit ook in ons Kempisch DNA. Aanleiding van mijn column was de sluiting van de legendarische zaal Edma in Vorselaar. Dat was een typisch zaaltje voor fuiven en optredens. In mijn boek probeer ik de sfeer te beschrijven. Wanneer je bier ging halen dan hing de helft – voor je terug op je plaats was – al op de schoenen van een ander. Het bier zelf was zo lauw als maar kon zijn. Maar iedereen kende iedereen en het was plezant. Dit kadert in een algemene teneur dat het vroeger misschien allemaal niet beter was, maar wel socialer. Nu zit iedereen in zijn bubbel, hangt iedereen aan zijn smartphone. En Thuis roept. En Familie roept.’
*Volkskroegen: ‘Die gaan er ook uit. Wij zitten nu nog wel in een volkskroeg (Druyts op de Grote Markt, EM). In Herentals vind je vooral brasseries. Veel van de iconische figuren die ik gekend heb in het uitgangsleven zijn al gesneuveld. Ik beschrijf er een aantal van hen zoals Den Bolle, een redelijk populaire cafébaas met verschillende cafés in Olen en Herentals. Een rustige, lieve mens, geliefd, populair, maar wel eenzaam gestorven. Hij lag een paar dagen dood in zijn flatje.’
‘Een ander volksfiguur was Armandke. Hij is nog bij Jambers geweest met zijn speciale kleren. Hij organieerde vroeger een carnavalsstoet in Herentals en had later een sexshop. Jambers maakte van hem bijna een karikatuur. Ook dat was een lieve, aangename mens, die eenzaam gestorven is. Bij zijn begrafenis was niemand van Jambers. Zo gaat dat. Laat die mensen toch in hun waarde. Op Armand kon je geen gender kleven. Ik heb tijdens een interview eens gevraagd naar zijn geaardheid en hij wist het zelf niet goed. Hij zei dat hij zeker geen homo was want een homo kan niet fluiten en ‘ik kon dat wel’. Hij meende dat ook.’
‘En dat had je Johnny Van Leemput, die nog persfotograaf is geweest. Wanneer je met hem op reportage ging was het altijd lachen geblazen. Hij ging elk jaar naar het Reggaefestival in Geel. Dan nestelde hij zich onder een boom en ging hij met de zwarten wat cocktails drinken en wat hasj roken. Vervolgens gaf hij zijn fototoestel aan een toeschouwer en vroeg om wat foto’s te nemen en die foto’s stonden dan in de krant en waren nog goed ook. Ook hij is overleden. Hij was de man van oneliners. Je zat bijvoorbeeld met vijf in een café en iedereen bestelde iets anders: een koffie, een fruitsap, een pintje,… Dan ging hij naar de toog en zei dat het in één glas mocht. Hij had hoogtevrees. ‘Als ik in een soepbord zie dan begin ik al te wankelen’, zei hij dan. Hij had altijd een repliek klaar en heeft ook een aantal cafés in Herentals gehad. Maar hij leefde net iets te losbandig en is als een sukkelaar gestorven.’
‘Hij woonde in een heel klein huisje met een smalle gang. Hij zei: ‘Ik woon zo klein dat als ik van idee wil veranderen, buiten moet gaan staan.’ Hij had tevens last van zijn bloeddruk en verloor al eens het bewustzijn. ‘Gelukkig kan ik niet vallen want mijn huis is niet breed genoeg’, troostte hij zich. Hij vertelde me dat je als cafébaas altijd maar moet lachen en de mensen moet entertainen, maar als ze weg zijn zit je wel alleen. Mensen komen hun ellende uitstorten op je hoofd en zelf moet je zwijgen. Hij had eens zijn rijexamen afgelegd. Geen enkel paaltje stond nog recht. Uiteindelijk heeft hij zijn rijbewijs wel gehaald.’
‘Een 70-er zat met blozende kaakjes te wachten om naar boven te gaan’
*De kerk: ‘Dat heeft te maken met jeugdnostalgie. Ik heb mijn eerste vijf-zes jaar doorgebracht dicht tegen de Begijnhofkerk. Mijn grootmoeder was nogal godsvruchtig en devoot aangelegd. Die ging met ons naar het grotteke op het Begijnhof en dat had toch een speciale uitstraling. Dat beetje mystiek maakte indruk. Ik vraag me af of kinderen van nu dat nog hebben. Wanneer ik ze met veel lawaai over het kerkhof zie denderen denk ik van niet. Toen woonde er nog een echt begijntje in het Begijnhof, het laatste. heeft. Mariake heette ze en ze kwam al eens bij moemoe over de vloer. Het was een heel naiëf mensje. Ze zong altijd mee in de kerk: heel hard en vals. Ik zie ze nog binnen komen bij mijn grootmoeder: de zwartwit-tv stond aan, koning Boudewijn was op tv en ze begon naar hem te zwaaien.’
‘Ik weet niet of ik gelovig ben of niet maar de liturgie van de kerk heeft iets. In het buitenland bezoek ik nog altijd kerken, ga ik een kaarsje branden. Die volkse devotie zegt me wel iets. Ik ga ook de mensen niet uitlachen die naar Lourdes gaan. Het socio-culturele van de kerk boeit me. Ik heb onlangs nog gelezen dat atheist zijn even irrationeel is als geloven. Zij kunnen ook niet bewijzen dat er niets is.’
‘Elke zondag naar de mis gaan: daar liggen onze wortels. Dat blijft toch een beetje in u zitten. Begrafenissen vinden haast nooit meer plaats in een kerk en ook dat vind ik een gemis. Je zit dan in zo’n aula, ze laten wat fotokes zien van de overledene, van zijn postzegelverzameling en ze vertellen dat hij graag ging wandelen, maar dieper gaat het niet. In de kerk deden ze dat wel met heel die liturgie. Het spirituele aspect is weg. Het gaat alleen nog over de persoon en zijn hobby’s en familiefeestjes. Ik vind dat een beetje een vluchtgedrag.’
*Rendez-vouscafé: ‘Dat gaat over het Rozenhofke. Dat is een tijd gesloten geweest omdat het gelinkt was aan de Albanese maffia, wat wel met meerdere bordelen het geval was. Ik ben er ooit eens beland na een uit de hand gelopen feestje. Wat ik me nog herinner is dat er een 70-er zat, een echte Kempenaar met een stofjas en met blozende kaakjes, die aan het wachten was om naar boven te gaan. Wanneer je aan de toog zat, kwam er een dame bij jou zitten. Ik vond dat allemaal vrij onschuldig en het was dan ook een schok toen bleek dat dat blijkbaar in handen was van de maffia. Nu is het terug open. Op de baan heb je nog veel dergelijke etablissementen alhoewel er al veel gesloten zijn. Onze Chaussée d’Amour was een soort van thuis komen. Onbewust werp je een blik opzij, zie je of er licht brandt op de kamers.,’
‘De Kempen zijn diverser dan vroeger maar de ziel is uit de dorpscentra verdwenen’
‘Een column die daarop aansluit is de kaalkap van die weg. Ze hebben al die bomen daar afgedaan. Dat waren eeuwenoude eiken. Vroeger was dat een hele mooie invalsweg. In de lente kwam je onder een bladerdak de stad binnen gereden. Nu heeft dat zo wat het karakter van de Boomsesteenweg. Banaal eigenlijk. De rendez-vouscafés verliezen hierdoor hun charme. Zo’n zaken moeten in het groen staan. Nu zie je de werkmansbusjes staan of Boma-achtige-types uit hun Mercedes stappen.’
‘Vroeger waren er heel veel muziekfestivalletjes in de Kempen. Er zijn er al veel weg. Anderen zijn dan doorgegroeid tot megafestivals zoals Graspop. Toen deed ik die festivals allemaal. Dat vond ik altijd heel plezant.’
‘Natuurlijk is niet alles negatief. De welvaart en de industrialisering hebben de Kempen goed gedaan, net als de industrieterreinen die er zijn bijgekomen. De Kempen is ook wat meer open geworden, door de inwijkelingen. De Kempen is diverser dan vroeger. Anderzijds betreur ik dat de ziel uit de dorpscentra weg is. Met al die appartementen en de grote projecten is het authentieke verdwenen. Inwijkelingen zorgen voor diversiteit maar ook voor meer anonimiteit.’
‘Voor een Kempenaar is een bezoek aan Antwerpen een trip. Dat ligt maar 30-40 kilometer hier vandaan maar voor ons is dat een dagje uit met de trein. De Kempen heeft zijn eigenheid en wie in de Kempen geboren is blijft dat meedragen ook al trekt men weg. Dat blijft in de mens zitten. Wat dat gevoel echt is weet ik niet. Elk evenement in de Kempen heeft iets weg van een chirobal. Dat brengt een soort gemoedelijkheid met zich mee. Anderzijds geniet ik wel van de anonimiteit van de grootstad. Ik zie niet veel integratie van nieuwe inwoners. Kijk hier eens rond in het café. Dat is volledig wit terwijl ondertussen één op vijf mensen een andere achtergrond hebben. Ook tijdens Herentals Fietst of Herentals Feest zie je die mensen niet. Of kijk naar de Roma in Borgerhout: dat is een eilandje van blanke mensen. Dat zie ik hier ook niet. En ik weet ook niet hoe je dat kan verwezenlijken.’
‘In de zomer had je het festival ‘Zomerspoor’. De organisatoren hadden de bedoeling om gemeenschappen te verbinden en toch heb ik niet veel mensen met een migratieroots zien deelnemen.’
‘Voor dit boek heb ik nog twee andere boeken geschreven. Het eerste was Wonderwout, op vraag van de uitgeverij. Het werd gemaakt juist voor het wederoptreden van Van Aert, toen hij nog recupereerde van zijn heel zware dijblessure die hij had opgelopen in de Tour. Zijn carrière hing toen aan een zijden draadje. We hebben het geluk gehad dat hij nadien twee ijzersterke seizoenen heeft gereden. Voor het boek heb ik gepraat met mensen uit zijn entourage, zoals een Erwin Vervecken, Paul Herygers, Michel Wuyts, José De Cauwer, mensen van zijn supportersclub,… Het boek werd goed verkocht omdat wij de enige waren die een boek over Wout hebben uitgebracht tijdens zijn topperiode.’
‘De carrière van Van Aert leek toen heel veelbelovend maar het laatste jaar heeft hij niet meer gewonnen. Je kan niet zeggen dat hij slecht is natuurlijk maar hij heeft de tegenslag dat hij deel uitmaakt van een generatie van supermannen zoals Pogacar, Van der Poel, Vingegaard, Pidcock en Alaphilippe, die weliswaar wat is teruggezakt. Dat zijn mannen die alles kunnen. Van Aert heeft de tegenslag dat hij net die explosiviteit niet heeft van die anderen. Zij hebben net ietsje meer punch.’
‘Rik Van Looy sloeg nagels met koppen in zijn interview met Wim Vos’
‘Ik heb Toon Claes geïnterviewd die Van Aert voor de tweede keer geopereerd heeft. De eerste ingreep was in Frankrijk. Hij heeft me toen uitgelegd hoe delicaat dat wel was. Wat ook opvalt bij Van Aert: hij rijdt enorm graag met de fiets. Crossen hoeft hij niet te doen. Maar als je zijn Instagram-account volgt zie je dat hij ook met zijn kameraden in de bossen gaat rijden. Dat merk je aan hem en aan een Van der Poel. Pogacar maakt koers van 80 kilometer voor het einde. Evenepoel ook. Dat typeert deze generatie wel.’
‘Of er nog ‘gepakt’ wordt? Je moet niet naief zijn. De renners worden geprepareerd tot op de rand of net erover. De wielerliefhebber is heel de geschiedenis lang bedrogen geweest. Binnen tien-vijftien jaar weten we hoe het wielrennen van nu in elkaar zat.’
‘Of ik een idee heb voor een volgende boek? Neen, er ligt niks op de plank. Ik ben blij dat dit goed loopt. Ik heb veel positieve reacties gekregen. Het boek leest vlot. Het zijn allemaal korte stukjes. Je kan erin wegdromen bij de kerstboom.’
‘Nu woensdag ga ik samen met een goede kameraad van mij, Cel Vermeulen, die een dichtbundel heeft uitgebracht, stukjes voorlezen in de Polemiek, een klein gezellig huiskamercafé in Herenthout en hij begeleidt me dan op gitaar. Het optreden is om 15 uur. Als het aanslaat gaan we dat nog weleens een keertje doen.’
Het boek ‘Kleurrijke kijk op de Kempen’ telt 314 pagina’s en kost 25 euro. Je kan een exemplaar bestellen via bart.lamers@outlook.com. Er is ook een editie met hardcover waarvoor je 30 euro betaalt. Dit bevat een extra verhaal over de Herentalse rocklegende Schralen Tjip, maar dat is uitverkocht.
Edwin MARIËN