50 miljoen jaar oude rog krijgt de naam van Theo Lambrechts uit Hallaar
BERLAAR/KESSEL – Een tropische ondiepe zee, dicht bij de kust met maar liefst 60 verschillende soorten haaien en roggen: zo zag de kleigroeve in Egem er 50 miljoen jaar geleden uit. Tal van roggen zijn nieuw voor de wetenschap zoals adelaars- en pijlstaartroggen. Eén daarvan noemde men nu naar Theo Lambrechts uit Hallaar, fossielenverzamelaar op rust, zo meldt de Vlaamse Onderzoeksgroep voor Haaien en Roggen. De onderzoekers zijn groeve-eigenaar Ampe en baksteenproducent Wienerberger erg dankbaar: zonder hun toelating was deze jarenlange studie in de Ieperse Klei niet mogelijk. Binnenkort krijgt de inmiddels verlaten groeve een groene publieke invulling, met aandacht voor haar wereldbefaamde geologie.
Vandaag waren de collecties fossiele haaien- en roggentanden van Egem te bezichtigen door de pers in Berlaar. Kaken van moderne haaien en roggen waren aanwezig als didactisch vergelijkingsmateriaal. Er was een demo van zelf ontwikkelde machines om fossiel schelpengruis te screenen op tanden. Nadien werd in Woonzorgcentrum Sint-Jozef in Kessel het pas verschenen boek overhandigd aan Theo Lambrechts.
Aan de hand van maar liefst 50 000 losse tanden bracht de Vlaamse Onderzoeksgroep voor Haaien en Roggen de soortenrijkdom uit de West-Vlaamse kleigroeve in kaart. Deze werden over een periode van meer dan 30 jaar verzameld door menig fossielenzoeker. Frederik Mollen, coördinator van de onderzoeksgroep: ‘Verder kwamen ook enkele wervels en zelfs een stukje snuit van een zaagvis aan het licht, maar dit zijn heuse uitzonderingen. Hun skelet bestaat immers volledig uit kraakbeen, en dat bewaart zelden of nooit. Maar hun tanden zijn gelukkig bikkelhard en kunnen letterlijk de tand des tijds doorstaan’. Haaien en roggen wisselen hun tanden gans hun leven door. Ook dat verklaart de enorme hoeveelheid aan tanden die over de jaren in de kleigroeve werden gevonden.
Bij haaien denken we vaak aan Jaws, met zijn scherpe, puntvormige tanden. Maar dat beeld geldt zeker niet voor alle kraakbeenvissen. Medeauteur Bert Gijsen: ‘Iedere soort heeft zijn eigen eetgewoonten, en bijpassende tandvormen. Neem bijvoorbeeld adelaarsroggen: zij hebben afgeplatte tanden waarmee ze schelpen makkelijk kunnen kraken. Of de reuzenmanta, die eet gewoon planton. Veel tanden zijn slechts een millimeter groot. Door stalen van de verschillende kleilagen ter plekke te zeven, en het overgebleven residu mee naar huis te nemen, vinden we de meeste tanden gewoon thuis.’
Theo Lambrechts (°1952, Hallaar) is één van de vele verzamelaars die honderden uren doorbracht achter zijn microscoop op zoek naar tanden. Monnikenwerk, doch niet zonder resultaat: in zijn verzameling vond men één van de nieuwe soorten. Mollen: ‘Intussen is Theo een dagje ouder, woont hij niet langer thuis, en bracht hij zijn collectie onder bij onze onderzoeksgroep. Zo konden we de tanden uit zijn collectie mee onderzoeken en beschrijven. Uit dank hebben we die nieuwe pijlstaartrog naar hem vernoemd: ‘Casierabatis lambrechtsi.’’
De haaien en roggen uit de kleigroeve Ampe dateren uit het Ieperiaan: dat is een geologisch tijdsvak in het vroeg Eoceen dat zich situeert na het uitsterven van de dinosauriërs (einde Krijt, circa 66 miljoen jaar), doch voor de opkomst van walvissen en dolfijnen (begin Mioceen, circa 23 miljoen jaar). ‘
Kristiaan Hoedemakers, medeauteur en werkzaam aan het Instituut voor Natuur-wetenschappen: ‘Onder paleontologen is de groeve wereldbefaamd. Eerder publiceerden collega’s uit dezelfde kleilagen al plankton, inktvissen, krabben, beenvissen, vogels, tot zelfs tanden van kleine landzoogdieren die langsheen de vroegere kustlijn voorkwamen. In de toekomst verwachten we nog meer nieuwe zaken te ontdekken in de Egem collecties in het Instituut of bij verzamelaars thuis’. (EM / Foto’s Frederik Mollen)